Priemgetallen
Zijn de uitspraken juist of fout?
Illustreer je antwoord met een getallenvoorbeeld.
Illustreer je antwoord met een getallenvoorbeeld.
Uitspraak 1: Alle priemgetallen zijn oneven.
Juist
'Alle priemgetallen zijn oneven' is niet juist!
TIP 1: Noteer de eerste 10 priemgetallen. Tip 2
Priemgetallen: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23 en 29. |
Fout
Prima!
Geef een getallenvoorbeeld. getallenvoorbeeld
2 is een even priemgetal. |
Tip 1
Noteer de eerste 10 priemgetallen. Tip 2
Priemgetallen: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23 en 29. |
Uitspraak 2: Er bestaan geen twee opeenvolgende natuurlijke getallen die priemgetallen zijn.
Juist
'Er bestaan geen twee opeenvolgende natuurlijke getallen die priemgetallen zijn.' is niet juist!
TIP 1: Noteer de eerste 10 priemgetallen. Tip 2
Priemgetallen: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23 en 29. |
Fout
Prima!
Geef een getallenvoorbeeld. getallenvoorbeeld
2 en 3 zijn opeenvolgende priemgetallen. |
Tip 1
Noteer de eerste 10 priemgetallen. Tip 2
Priemgetallen: 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19, 23 en 29. |
Uitspraak 3: Het cijfer van de eenheden van een priemgetal is nooit nul.
Juist
Prima! Een getallenvoorbeeld hoeft enkel indien 'fout'. |
Fout
'Het cijfer van de eenheden van een priemgetal is nooit nul.' is niet fout!
TIP 1: Som eerst enkele voorbeelden op: 10, 20, 30, 310, 670, etc. Tip 2
Dit is een deelbaarheidskenmerk bij deling door 2 of 5. |
Tip 1
Som eerst enkele voorbeelden op: 10, 20, 30, 310, 670, etc. Tip 2
Dit is een deelbaarheidskenmerk bij deling door 2 of 5. |